Mozes (3) (Deuteronomium)
Integrale tekst van de podcast
Het boek Deuteronomium is het vijfde en laatste boek van de Tora, zoals de vijf boeken van Mozes genoemd worden. In meer dan één opzicht heeft het een opvallende stijl en structuur.
Het eerste punt dat opvalt is dat Deuteronomium – in tegenstelling tot de andere boeken van de Tora – voor een groot deel geschreven is in de ik-vorm. Het heeft het karakter van een terugblik van Mozes aan het einde van zijn leven. De tocht door de woestijn is bijna ten einde gekomen en Mozes wil dat het volk de zorg van God in die afgelopen periode zich zal blijven herinneren. Daarnaast kijkt Mozes reeds vooruit naar de periode dat men zal gaan wonen in het beloofde land.
Niet alleen de vorm van het boek is opvallend, ook de opbouw is opmerkelijk. De opbouw van het boek heeft grote gelijkenis met oud-oosterse verdragen, in het bijzonder de Hittitische verdragen uit de oudheid. Tot in detail volgt Deuteronomium de opbouw van dergelijke verdragen.
Deuteronomium begint met een algemene inleiding, waarin zowel de tijd als de plaats worden vermeld. Het was 40ste jaar na de uittocht uit Egypte, op de eerste dag van de elfde maand. Ook de plaats waar het volk op dat moment gelegerd is wordt nauwkeurig aangegeven. En de partijen worden vermeld. Het is Mozes die namens God het volk toespreekt.
Dan volgt een historische proloog waarin opgesomd wordt alles wat God voor het volk gedaan heeft. En vervolgens lezen we de basisbepalingen van het verbond.
Het centrale en grootste deel van het boek wordt ingenomen door een uitvoerige uitwerking van de Tien Geboden. Eén voor één worden ze alle tien in detail uitgewerkt.
Daarna wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van het onderhouden dan wel het verbreken van het Verbond.
En net als in de Hittitische verdragen worden de getuigen vermeld, en de troonopvolger. Aangegeven wordt dat Jozua de opvolger van Jozua zal zijn. En ter afsluiting wordt aangegeven waar het Verbond bewaard zal worden, namelijk in de Ark.
Niet alleen wat vorm betreft lijkt Deuteronomium erg op een oud-oosters verdrag, het is ook een duidelijke aanwijzing voor de betekenis van dit boek. Zoals we straks nog meer in detail zullen gaan zien is het een verbond bedoeld voor de tijd dat het volk in het beloofde land zal wonen. Mozes kijkt niet alleen terug, hij kijkt ook vooruit naar de periode dat het volk in een nieuwe situatie terecht zal komen als het zal wonen in het beloofde land. En dat is de aanleiding om het verbond te vernieuwen.
We vinden gelijk aan het begin van Deuteronomium de volgende tekst: “Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! Heb de HEER, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht. Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad.” Deze tekst is deel van het zogenaamde Sjema, de geloofsbelijdenis die elke Jood citeert bij elk ochtendgebed en elk avondgebed.
We lezen in deze tekst ook over een teken op de arm en het hoofd, en een teken op de deurposten van het huis. Deze tekst is de achtergrond van de traditie onder orthodoxe Joodse mannen om bij het bidden gebedsriemen te dragen op de linkerarm en het voorhoofd, waaraan doosjes bevestigd zijn waarin de tekst van het Sjema zitten. Daarnaast kennen we nog de doosjes op de deurposten, die mezoeza’s worden genoemd. Ook daarin zit de tekst van het Sjema. Ook deze traditie is gebaseerd op deze tekst uit Deuteronomium.
In de historische inleiding, het eerste hoofdstuk van Deuteronomium, verwijst Mozes naar de verkenning van het beloofde land door de verspieders. We zijn deze geschiedenis al eerder in deze podcastserie tegengekomen. Aan het begin van de reis wordt het beloofde land door twaalf verspieders, uit elke stam één, verkend. Als ze terugkomen zijn ze onder de indruk van het land, dat inderdaad zeer vruchtbaar blijkt te zijn. Maar ze zien op tegen de versterkte steden en de reuzen die er wonen. Tien verspieders geven aan dat het land onoverwinnelijk is. Slechts twee verspieders vertrouwen erop dat God dit land aan hen kan geven. Het volk volgt echter de tien verspieders, en breken in gejammer uit. Door hun ongeloof mocht het volk het beloofde land niet binnengaan. Ze moesten door de woestijn zwerven totdat de hele generatie opgevolgd zal zijn door de volgende generatie. Veertig jaar lang. En vervolgens noemt Mozes in deze inleiding van Deuteronomium in één adem het feit dat ook hij het beloofde land niet mag binnengaan. Het is een verwijzing naar de geschiedenis aan het einde van de woestijnreis als Mozes niet de staf van Aäron maar zijn eigen staf gebruikt om water uit de rost te laten komen. Ook deze geschiedenis hebben we reeds eerder besproken. Deze twee geschiedenissen worden in Deuteronomium met elkaar verbonden. Zoals we lezen in Deuteronomium: ‘Toen de HEER u hoorde klagen, ontstak Hij in woede. Hij zwoer: ‘Niemand van deze verdorven generatie zal het goede land zien dat Ik jullie voorouders onder ede heb beloofd. Alleen Kaleb, de zoon van Jefunne, zal het zien; aan hem en zijn zonen zal Ik het gebied geven dat hij betreden heeft, want hij bleef volledig op de HEER vertrouwen.’ Door uw schuld werd de HEER ook kwaad op mij: ‘Ook jij mag het land niet in,’ zei Hij. ‘Maar je rechterhand Jozua, de zoon van Nun, zal het wél binnengaan’. De twee gebeurtenissen worden hier door Mozes bij elkaar geplaatst, ondanks het feit dat er een periode van zo’n 38 jaar tussen deze twee gebeurtenissen lag. De vorige keer bij de bespreking van Numeri hebben we gezien dat deze twee geschiedenissen in de spiegelbeeldige opbouw tegenover elkaar worden geplaatst. Het is opmerkelijk om te zien dat ze ook in Deuteronomium met elkaar verbonden worden.
Kort voor het centrale deel met de gedetailleerde geboden geeft Mozes een beschrijving van het beloofde land, en noemt hij het land een land dat overvloeit van melk en honing. Zowel bij de roeping van Mozes als de geschiedenis van de verspieders wordt het beloofde land eveneens een land dat overvloeit van melk en honing genoemd. We zijn geneigd om daarin een beeld te zien van overvloed. Het klinkt voor ons als een uitdrukking van grote welvaart en rijke opbrengst van het land. Maar niets is minder waar. Melk en honing zijn producten uit de wilde natuur, en geen producten van de landbouw of veeteelt. In tijden van voedselschaarste door bijvoorbeeld droogte, zijn melk en honing de laatste voedselbronnen die nog beschikbaar zijn. Beide producten werden in de vrije natuur gevonden. Met melk wordt waarschijnlijk geitenmelk bedoeld. Deze geiten leefden op stukken grond die ongeschikt waren voor landbouw. Ook honing was een natuurproduct. Men hield geen bijenkolonies als economische activiteit, maar at gewoon honing die in de natuur in raten gevonden werd. Van de melk en de wilde honing werden dan ook geen tienden gebracht. Dit verklaart de uitspraak van Mozes in Deuteronomium: ‘Dan zult u lang leven in het land dat de HEER onder ede aan uw voorouders en hun nageslacht heeft beloofd, het land dat overvloeit van melk en honing. Want het land dat u in bezit zult nemen is heel anders dan Egypte, waar u vandaan komt. Daar moest u de akkers na het zaaien kunstmatig bevloeien als een groentetuin. Maar het land aan de overkant is een land met bergen en dalen, dat zijn dorst lest met het water uit de hemel. Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover Hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag. Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en Hem met hart en ziel dient, belooft de HEER: ‘Ik zal jullie land op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, graan, wijn en olie, en Ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er volop te eten hebben’. De landen aan de Nijl, de Eufraat en de Tigris hadden vrijwel altijd voldoende zoet water ter beschikking. Maar het land Israël is afhankelijk van regenwater. En de zegen van God zou blijken in voldoende regen. Melk en honing zullen beschikbaar zijn, maar als God Zijn zegen geeft zal er ook voldoende koren, wijn en (olijf)olie zijn. God had dus aan Zijn volk met opzet geen luilekkerland gegeven. Geen land waar altijd voldoende zoet water voor landbouw en veeteelt zou zijn. Maar juist een land waar men afhankelijk zou zijn van de jaarlijkse regenperiodes. Om het volk te leren dat het in alles van God afhankelijk is.
De indeling van Deuteronomium in blokken wordt versterkt door de dubbele vermelding van de ceremonie bij de berg Ebal en de berg Gerizim. We vinden dit in hoofdstuk 11 en 27, direct voor en na het grote middendeel met de uitwerking van de tien geboden. Bij deze ceremonie moet de helft van het volk, zes stammen, op de berg Ebal gaan staan om het volk te vervloeken en de andere helft op de berg Gerizim om het volk te zegenen. De verdeling van het volk over twee maal zes stammen wordt aangegeven. Vanuit Numeri weten we hoeveel mensen er per stam ongeveer waren, en dan blijkt dat de verdeling zo gemaakt is dat er op beide bergen evenveel mensen stonden.
In hoofdstuk 11 gaat het om een korte aankondiging: ‘Wanneer u straks door zijn toedoen in het land aankomt dat u in bezit zult nemen, moet u op de Gerizim de zegen uitspreken, en op de Ebal de vloek’. De locatie wordt zeer nauwkeurig aangeduid: ‘Deze bergen liggen ten westen van de Jordaan, ter hoogte van Gilgal, vlak bij de eiken van More. Ze zijn te bereiken over de weg die door het gebied van de Kanaänieten in de Jordaanvallei naar het westen loopt’.
In hoofdstuk 27 volgt dan de uitgebreide beschrijving. Zodra ze de Jordaan zijn overgestoken moeten het volk naar de aangegeven plek gaan, vlak bij Sichem. De teksten van de zegeningen en vervloekingen die moeten worden uitgesproken worden nauwkeurig aangegeven.
Het volk moet deze ceremonie uitvoeren zodra het het beloofde land binnengegaan is. Mozes draagt hun dit namens God op, maar zal er zelf niet bij zijn. Hij is er dan niet meer. Zijn opvolger Jozua is degene die ervoor zorgt dat deze ceremonie ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. En dat lezen we in het boek Jozua. We krijgen een meer compleet beeld van de ceremonie als we ook de tekst in Jozua 8 erbij betrekken.
In het kort ziet de ceremonie er als volgt uit. In de vallei tussen de bergen stond de Ark. Op de helling van de Ebal wordt een altaar gebouwd, en op gepleisterde stenen wordt de wet geschreven. Vervolgens staan zes stammen op de helling van de Gerizim en zes stammen op de helling van de Ebal. Tijdens deze ceremonie leest Jozua de wet van Mozes voor. Het doel is duidelijk: het verbond wordt vernieuwd. En de betekenis wordt duidelijk als we letten op het feit dat de Tora zeer nauwkeurig de locatie aanduidt. Want het is een zeer karakteristieke plek.
De ruimte tussen de Gerizim en de Ebal heeft de vorm van een amfitheater. Twee halfronde cirkels omsluiten een vallei. In die vallei lag de stad Sichem. Tegenwoordig is dat Nablus. Reizigers die de streek eind 19de eeuw hebben bezocht melden dat dit dal een bijzonder akoestisch effect heeft. Op de ene helling kun je verstaan wat op de andere helling wordt gezegd, ondanks de grote afstand. Tegenwoordig is dit akoestische effect verloren gegaan vanwege de bebouwing van de stad Nablus.
Maar er is meer. De vallei tussen de Ebal en de Gerizim is zeer scherp, zodat het lijkt alsof de ruimte ertussen een omgekeerde berg is. En dat is precies wat er bedoeld is. Wat hier gebeurt is het omgekeerde van wat er gebeurde op de Sinaï. Bij de wetgeving op de Sinaï was God op de berg, omringt door een wolk, rook en vuur. De bevolking stond beneden en mocht zelfs de berg niet benaderen. En halverwege ontving Mozes de tien geboden op twee stenen tafels. God zou zorgen voor het volk, en het volk moest luisteren. En 40 jaar lang heeft het volk geleefd van manna en water, waar God op wonderbaarlijke wijze voor zorgde. Nu is de wereld omgekeerd. Het volk zal God moeten dienen op het land. Het zal zelf het land moeten bewerken en vertrouwen op de zegen van God. Als onderdeel van de ceremonie moet het volk ook zelf de regels van God op witgepleisterde stenen schrijven. Om het samen te vatten: Op de berg Sinaï stond het volk beneden, was God op de top en kreeg Mozes de wet ergens er tussenin. Hier staat het volk met de wet op de berg, en is God zichtbaar in de vorm van de Ark beneden in de vallei. Het beeld is duidelijk. God zal zichtbaar moet zijn in de handel en wandel van het volk. Een nieuw tijdperk is aangebroken.
Even een kleine zijspoor naar de geschiedenis van de symboliek. Er zijn verschillende verklaringen voor de achtergrond van de Davidsster als symbool voor Israël. Eén van de verklaringen is dat het bestaat uit twee driehoeken, waarbij één driehoek de Sinaï voorstelt en de andere de vallei tussen de berg Ebal en de berg Gerizim. Het is een interessante gedachte.
Zoals reeds is aangegeven is de kern van Deuteronomium het middendeel met de uitgebreide bepalingen. Deze vormen een uitwerking van de Tien Geboden. De tekst volgt de geboden één voor één en geeft bij elk gebod een uitwerking. Voor het volgen van de rode draad in de Bijbel is één passage van bijzonder belang.
Deze passage gaat over de wens die kan ontstaan om een koning aan te stellen. Daarvan wordt aangegeven: ‘Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’ U moet dan een koning aanstellen die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen. U mag alleen iemand uit uw eigen volk aanstellen, het mag niet iemand uit een ander land of van een ander volk zijn. Hij mag niet veel paarden bezitten, want dan zou hij zijn volksgenoten naar Egypte kunnen terugsturen om voor uitbreiding van zijn stallen te zorgen, in strijd met de waarschuwing van de HEER dat we nooit meer die weg terug mogen gaan. Evenmin is het de koning toegestaan veel vrouwen te hebben, want dat zou hem tot afgodendienst kunnen verleiden. En verder mag hij ook geen zilver en goud ophopen’. We zullen later in deze serie nog zien dat deze passage een grote rol speelt bij de geschiedenis van koning Salomo.
Aan het einde van Deuteronomium vinden we de zegeningen en vervloekingen. De zegeningen die God geeft als het volk zich aan Gods wet houdt worden vermeld. Maar ook de vervloekingen als men God de rug toekeert. Daar wordt reeds aangegeven dat als het volk afgoden gaat vereren en God niet wil dienen, het in ballingschap zal gaan. Maar zelfs dan is er hoop. Want we lezen ook de toezegging dat God dan ook weer zal omzien naar Zijn volk, en het zal terugkeren uit die ballingschap. De geschiedenis zal leren dat het profetische woorden van Mozes zijn geweest! Ook dat komen we later nog in de podcastserie tegen.
De belangrijkste boodschap van Deuteronomium is de vernieuwing van het verbond. Niet alleen de vorm van de tekst is die van een verdrag, ook de boodschap sluit daarbij aan. Het verbond dat God met Zijn volk heeft gesloten op de berg Sinaï wordt vernieuwd. Of beter gezegd, zal worden vernieuwd, namelijk op het moment dat het volk Israël aan het begin staat van de verovering van het land. Het is in feite hetzelfde verbond, maar de nadruk wordt er nu op gelegd op het feit dat het volk het verbond zal moeten waarmaken door in het dagelijks leven in het beloofde land de regels van God te respecteren. Door te leren te leven in afhankelijkheid van God. Want als het volk God zal blijven dienen, dan zal God ervoor zorgen dat er voldoende regen valt. Dan zal er niet alleen melk en honing zijn, maar ook koren, wijn en olijfolie in overvloed.
De volgende podcast gaat over het boek Jozua. We zullen dan zien dat de boodschap van dit boek nauw aansluit bij de boodschap van Deuteronomium.